In een rechtszaak over de verdeling van een stamrechtaanspraak is verduidelijking gekomen over wie van de partners wat krijgt, en welke zaken dit beïnvloeden. De uitspraak hierover is van 18 oktober 2010. Hierin heeft de rechter beslist dat de lijfrente-uitkering die ‘X’ ontvangt verknocht is, wat inhoudt dat het buiten de gemeenschap van goederen valt.
X had eind 2005 een ontslagvergoeding ontvangen van de voormalig werkgever, een half jaar voor het huwelijk van X en Y. Deze werd geplaatst in een lijfrentepolis die jaarlijks ruim 22 duizend euro uitkeert. De vrouw, Y, heeft verzocht dat zij de aanspraken uit de lijfrente meekrijgt bij de scheiding. De wettelijke gemeenschap van goederen omvat alle tegenwoordige en toekomstige goederen. In uitzonderlijke gevallen kan echter bepaald worden dat goederen ‘verknocht’ zijn, waardoor ze buiten de gemeenschap van goederen vallen.
De rechter heeft zijn uitspraak gedaan op basis van een eerdere uitspraak van de Hoge Raad in 2008. In een soortgelijke situatie werd destijds bepaald dat aanspraken uit een voorgaande arbeidsovereenkomst die in een stamrecht verzekering zijn geplaatst die uitkeert tot aan het ouderdomspensioen, niet vallen onder de gemeenschap van goederen. Hierbij gaat het alleen om de uitkeringen waar nog recht op is ná de ontbinding van het huwelijk. Deze worden door de maandelijkse aanvulling op het loon geacht te behoren bij de voorziening in de inkomensbehoefte, en vallen daarom buiten de verdeling van de gemeenschap in de echtscheiding. Voor de bepaling van alimentatie wordt daarin wel rekening gehouden met de hoogte van het inkomen uit het gouden handdruk stamrecht.
In het huidige geval heeft de rechter hetzelfde bepaald, dat het als inkomensaanvulling wordt gezien waardoor de uitkeringen die vóór de huwelijksontbinding zijn voltrokken wél bij de gemeenschap behoren, en die ná de ontbinding erbuiten vallen. Deze zijn dus ‘verknocht’.
Bron: Uitspraak rechtbank Zutphen, LJN BO1698