In het Belastingplan 2010 dat op Prinsjesdag 2009 geïntroduceerd is staat dat banksparen mogelijk moet worden voor ontslagvergoedingen (stamrecht). Per 1 januari 2008 is al mogelijk dat mensen via banksparen fiscaal gefaciliteerd kunnen sparen voor een oudedagsvoorziening (lijfrente) en voor de aflossing van de eigen woning schuld. Men kan via een geblokkeerde spaarrekening geld opzij zetten voor de oude dag of aflossen van de hypotheek. Banksparen is op dit moment NIET mogelijk voor een ontslagvergoeding. Het kabinet ziet in fiscaal gefaciliteerd banksparen voor ontslagvergoedingen een goede kans om banksparen uit te breiden. Volgens het kabinet zullen vooral lage ontslagvergoedingen de geschikt zijn voor de bankspaarvariant. Het onderbrengen van een ontslagvergoeding bij een verzekeraar of stamrecht BV blijft gehandhaafd. Ingangsdatum waarschijnlijk 1 januari 2010. Voor al het nieuws omtrent banksparen in stamrecht bezoek de website www.banksparen-ontslagvergoeding.nl.
De kantonrechtersformule is gewijzigd per 1 januari 2009:
De kantonrechtersformule berekent de hoogte van de ontslagvergoeding. De ontslagvergoeding wordt berekend door het aantal dienstjaren (factor A) te vermenigvuldigen met het bruto maandsalaris (factor B) en met factor C (correctiefactor). Factor C is 1, als de reden voor de beëindiging van het dienstverband niet aan één van beide partijen te verwijten valt en niet in de risicosfeer van de werknemer valt en zich verder geen bijzondere omstandigheden voordoen. In de praktijk schommelt die C meestal tussen 0 en 2.
Hoe langer gewerkt bij de werkgever hoe hoger de ontslagvergoeding. De dienstjaren tot de leeftijd van 35 jaar tellen voor ½, van 35 tot 45 jaar voor 1, van 45 tot 55 jaar voor 1½ en vanaf 55 jaar voor 2.
De C-factor “waardeert” bijzondere omstandigheden, zoals de arbeidsmarktpositie van de werknemer en de financiële positie van de werkgever.
Een werknemer, die door zijn werkgever in staat is gesteld door cursussen en dergelijke zijn kennis bij te houden en uit te breiden, heeft een steviger positie op de arbeidsmarkt – en heeft minder financiële bescherming nodig – dan zijn collega, die die gelegenheid niet heeft gehad. De correctiefactor C zal lager zijn.
Een werknemer, die werkzaam is in een branche met een groot gebrek aan personeel, heeft minder bescherming nodig dan een werknemer in een sector, waarin al veel werkloosheid heerst. De correctiefactor C zal lager zijn.
Met de financiële positie van de werkgever wordt rekening gehouden, als de werkgever met jaarstukken en onderbouwde prognoses kan aantonen dat een volgens de formule berekende vergoeding voor hem onbetaalbaar is.
De ontslagvergoeding zal nooit hoger zijn dan de verwachte inkomstenderving tot de pensioengerechtigde leeftijd. Dat hoeft niet altijd 65 jaar te zijn, maar kan bijvoorbeeld ook 62 jaar zijn. Er wordt rekening gehouden met de leeftijd waarop de werknemer naar verwachting met pensioen zou zijn gegaan als de ontbinding er niet tussendoor was gekomen.
Werknemer | 58 jaar (in dienst vanaf 22 jarige leeftijd) |
Bruto salaris | € 3.000,-- per maand |
Duur dienstverband | 36 jaar |
tot 35 jaar | 13 x 0,5 | = 6,5 |
35 - 45 jaar | 10 x 1 | = 10 |
45 - 55 jaar | 10 x 1,5 | = 15 |
55 jaar → | 3 x 2 | = 6 |
= 37,5 |
37,5 x 3.000,- x 1 = 112.500,--
In een sociaal plan kan de oude kantonrechtersformule worden gebruikt. Deze is gunstiger voor de werknemer vanwege de gunstiger dienstjaren berekening. De vakbonden FNV, CNV en de Unie willen de oude kantonrechtersformule handhaven bij solvabele werkgevers. Een sociaal plan wordt afgesloten bij een collectief ontslag van 20 werknemers en meer. Bij een individueel ontslag hanteert de kantonrechter de nieuwe kantonrechtersformule.