Als een werknemer vindt dat de gevolgen van het ontslag te ernstig zijn in vergelijking tot het belang van de werkgever, kan hij naar de rechter stappen om een ontslagvergoeding te eisen. Die wordt echter lang niet altijd toegekend.
Het is in zo'n geval aan de werknemer om aan te tonen dat er sprake is van kennelijk onredelijk ontslag. Deze situatie doet zich bijvoorbeeld voor als een werknemer na een jarenlang dienstverband wegens arbeidsongeschiktheid wordt ontslagen.
In deze casus gaat het om een werknemer die in 1986 in dienst treedt als machine-operator. In 2000 krijgt hij longklachten en valt hij uit. Hij krijgt een WAO-uitkering op basis van 15-25 procent arbeidsongeschiktheid en is niet meer geschikt voor zijn eigen werk. Omdat er geen ander passend werk beschikbaar is, krijgt de werkgever van het CWI een ontslagvergunning. Op 31 januari 2003 wordt de werknemer ontslagen.
Geen automatisme
De werknemer vindt dat er sprake is van kennelijk onredelijk ontslag gezien het lange dienstverband, het verband tussen zijn werkzaamheden en de arbeidsongeschiktheid en het feit dat hij geen ontslagvergoeding heeft ontvangen. Uiteindelijk komt de zaak bij de Hoge Raad terecht. Deze neemt alle omstandigheden in zijn afweging mee, ook het feit of de werkgever kan worden verweten dat de werknemer arbeidsongeschikt is geraakt. In dit geval meent de Hoge Raad dat er ondanks het lange dienstverband en de beperkte kansen van de werknemer op de arbeidsmarkt geen sprake is van kennelijk onredelijk ontslag. Een andere zaak waarin een werknemer na een dienstverband van 37 jaar wegens rugklachten werd ontslagen en geen ontslagvergoeding kreeg toegekend, bewijst eveneens dat het geen automatisme is dat een werknemer na een lang dienstverband recht heeft op een ontslagvergoeding.
Hoge Raad, 15 februari 2008