Nog niet alle details van het kabinetsplan voor versoepeling van het ontslagrecht zijn duidelijk. Maar als het kabinet inderdaad de preventieve ontslagtoets wil afschaffen, doet het er goed aan de adviezen van de commissie-Rood over het ontslagrecht te bestuderen.
Ondernemers ervaren het huidige ontslagrecht als stroperig en kostbaar. De vergoedingen die aan de werknemers moeten worden betaald, worden veel te hoog gevonden. En in vrijwel alle gevallen moet eerst een procedure worden gevoerd, hetzij bij het CWI, hetzij bij de kantonrechter.
Het punt van de vergoedingen heeft tot nu toe de meeste aandacht getrokken. Het voorstel van het kabinet zou erop neerkomen dat er een wettelijke formule komt met een maximumvergoeding van 75.000 euro. Voor oudere werknemers zou dit 90.000 euro worden.
De meest ingrijpende breuk met het huidige stelsel is echter het afschaffen van de zogeheten preventieve ontslagtoets. Nu is het nog zo dat de rechter of het CWI de reden voor het ontslag toetst.
In het voorstel van het kabinet wordt het werkgevers toegestaan om de arbeidsovereenkomst zonder vergunning of tussenkomst van de rechter op te zeggen. Indien een werknemer het niet eens is met de toekenning van de wettelijke standaardvergoeding en meer wenst te ontvangen, moet hij daarvoor alsnog een procedure beginnen tegen de werkgever.
De afschaffing van de preventieve ontslagtoets is al eerder aan de orde geweest. In november 2000 heeft een commissie van arbeidsrechtjuristen het ontslagstelsel onderzocht. De commissie onder leiding van oud-minister Max Rood adviseerde om een heel nieuw ontslagrecht te introduceren waarbij een toetsing vooraf door een derde achterwege zou blijven.
Het voorstel van de commissie voorzag wel in een zogeheten hoorprocedure, zodat de werknemer voor zijn ontslag de kans zou krijgen zich te verdedigen. Zo wilde de commissie regelen dat werkgevers toch de vereiste zorgvuldigheid in acht zouden nemen bij het ontslaan van hun werknemers.
Bron: FD, door Gerk Oberman