De Nederlandse werkgevers willen af van het huidige ontslagstelsel. Het moet makkelijker worden om personeel te ontslaan, en vooral goedkoper.
Sleutelen aan het ontslagrecht is het grote twistpunt tussen werkgevers en vakbeweging. Een Europese vergelijking leert dat vaste werknemers hier veel bescherming hebben, maar flexwerkers juist erg weinig
Is het Nederlandse ontslagstelsel in vergelijking met andere landen wel zo star? In de staatjes die de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso) over ontslagbescherming publiceert, zit Nederland in de middenmoot.
Het probleem is dat er in die studies alleen gekeken wordt naar nationale wetgeving, zegt Trudie Schils, onderzoeker aan het Amsterdams Instituut voor Arbeidsstudies Aias van de Universiteit van Amsterdam. ‘In Nederland kun je in cao’s afwijken van de landelijke regels, ook ten nadele van de werknemer. De maximale duur waarin je in delen van het onderwijs op tijdelijke contracten mag werken is bijvoorbeeld 72 maanden. Zoiets ben ik in andere landen nog niet tegengekomen.’
Het is peren vergelijken met kersen. Ontslagbescherming gaat namelijk niet alleen over het al of niet krijgen van een gouden handdruk, ook over de opzegtermijn, de hoogte van de uitkering, de duur van de uitkering en wie daar wel of niet voor in aanmerking komt. Al die parameters verschillen per land.
Het is waar dat Nederland relatief genereuze ontslagvergoedingen kent, maar dat geldt alleen voor degenen die via de kantonrechter ontslagen worden. Wie via de CWI-route zijn congé krijgt, krijgt niets mee. De ontslagbescherming van oudere werknemers steekt vergeleken met het buitenland gunstig af, maar daar staat weer tegenover dat Nederland veel meer flexwerkers kent dan omringende landen. ‘Wat betreft bescherming van mensen met tijdelijke contracten zit Nederland onder het gemiddelde’, zegt Schils.
Denemarken wordt steevast genoemd als land met een zeer soepele ontslagbescherming. Het Deense model zou ertoe leiden dat werkgevers gemakkelijk mensen in dienst nemen. Schils: ‘Maar uit de statistieken blijkt niet dat in Denemarken een groot verschil bestaat tussen de rechten van hogere functionarissen en arbeiders. Witte boordenwerkers zijn in Denemarken wél goed beschermd. Bovendien is de WW-uitkering er hoog. Dan is het ook minder erg als je ontslagen wordt.’
Wat Schils betreft is vooral de ondoorzichtigheid het probleem van het Nederlandse stelsel. ‘Het CWI eist een goed dossier en de procedure duurt een paar maanden. Daarom gaat de helft van de werkgevers toch liever naar de rechter’, zegt ze. ‘Dat is duurder, dus werkgevers hebben gelijk als ze zeggen dat het duur is om van vaste werknemers af te komen, maar daar staat tegenover dat ze veel meer mogelijkheden hebben om flexwerkers in dienst te nemen.’
Daarom pleitte Ferdinand Grapperhaus, hoogleraar Europees Arbeidsrecht in Maastricht en kroonlid van de Sociaal-Economische Raad, vorig jaar voor het afschaffen van de preventieve toets door het CWI. Volgens hem worden werknemers nauwelijks iets wijzer van het feit dat de rechter toestemming moet geven voor ontslag. Grapperhaus ziet liever dat een ontslagvergoeding, nu nog een afspraak tussen kantonrechters, in de wet wordt verankerd.
Daar is arbeidsrechtadvocaat Job van der Pijl het niet mee eens. ‘Als je een buitenlandse werkgever uitlegt hoe het stelsel hier werkt, is hij verbaasd dat je een ontslag moet laten toetsen. Het grote verschil tussen Nederland en de andere landen is de preventieve toets. Maar het feit dat je het aan de rechter moet voorleggen is niet onredelijk. Het is ongelijkheidscompensatie: de sterke werkgever tegen de zwakkere werknemer.’
Tegelijkertijd is dat precies het pijnpunt van werkgevers. ‘Werkgevers vinden dat ze zonder toestemming van een werknemer af moeten kunnen als die niet functioneert’, zegt arbeidsrechtadvocaat Ilja van Kempen, die zowel werknemers als (kleine) werkgevers bijstaat. Ondernemers hebben graag zekerheid. Daarom nemen ze de kantonrechtersvergoeding graag op de koop toe, in de wetenschap dat de rechter in 98% van de gevallen het contract zal ontbinden. ‘Ik vind het stelsel eigenlijk wel soepel genoeg’, zegt Van Kempen, ‘Ik heb zaken gehad van werknemers die eind 50 zijn waar werkgevers om wat voor reden dan ook vanaf willen. Gezien de moeite die het zo iemand kost om een nieuwe baan te vinden, kreeg hij eigenlijk maar weinig mee. Helemaal geen bescherming zou voor bepaalde groepen heel slecht uitpakken.’
Bron: FD