Een werkgever had bij diverse rechtbanken ontbinding verzocht voor in totaal 26 werknemers. Een van hen, een 53-jarige werknemer met 15 dienstjaren, vond dat het collectief ontslag bij voorkeur aan het CWI moest worden voorgelegd, zeker nu de vakbonden er niet mee hadden ingestemd. De kantonrechter is het met de werknemer eens dat het CWI beter is toegerust om een collectief ontslag op basis van bedrijfseconomische gronden te toetsen.
Vorig jaar heeft het CWI de werkgever toestemming voor een collectief ontslag van 58 werknemers onthouden, omdat hij onvoldoende bedrijfseconomische gegevens had overgelegd. Anderzijds is een werkgever te allen tijde bevoegd een ontbindingsverzoek in te dienen, ook wanneer dat gebeurt in het kader van een collectief ontslag. Het verzoek dient dan echter wel zeer behoedzaam te worden beoordeeld. De werkgever wil niet reorganiseren vanwege een gebrek aan opdrachten. Hij wil met een flexibeler personeelsbestand beter kunnen voldoen aan marktontwikkelingen.
Mede gelet op het ontbreken van financiële stukken kan niet worden aangenomen dat er een harde noodzaak tot reorganiseren bestaat en dat er een substantieel financieel belang mee is gemoeid. Bovendien is het ontbindingsverzoek voorbarig ingediend, omdat niet is onderzocht of de werknemer eventueel via herscholing herplaatst kan worden. Voor de werknemer zijn de gevolgen van ontbinding ernstig, terwijl het belang van de werkgever sterk moet worden gerelativeerd. Daarom wijst de kantonrechter het verzoek af. (Kantonrechter Middelburg 1 februari 2007, zaaknr.: KAN 145800)