Een voltijdbaan is de afgelopen vijftig jaar een stuk korter geworden. In 2005 werkten mensen met een volledige baan per jaar gemiddeld 1720 uur. Dat is ruim honderd uur minder dan in 1980 en 560 uur minder dan in 1950.
Dat blijkt uit cijfers die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft gepubliceerd. De arbeidsduur verschilt per sector. Hij is het kortst in de gezondheids- en welzijnszorg. Daar werken voltijders per jaar 1674 uur. In het openbaar bestuur wordt 1684 uur per jaar gewerkt. Ook de industrie en de bouwnijverheid zitten nog onder het gemiddelde.
Meeste uren
In de delfstoffenwinning werken voltijders het meest: 1774 uur. In de zakelijke dienstverlening werken zij met 1765 uur ook meer dan het gemiddelde. Dat geldt ook voor de horeca en de vervoer- en communicatiesector, waar circa 1750 uur wordt gewerkt.
Werknemers zijn de afgelopen vijftig jaar stapsgewijs minder gaan werken. De werkweek werd korter en zij kregen meer verlofdagen. Een belangrijke mijlpaal bij de verkorting van de arbeidsduur was de afschaffing van de zesdaagse werkweek in de jaren zestig. In de jaren zeventig werd een veertigurige werkweek de norm.
Gemiddelde arbeidsduur
Ook het akkoord van Wassenaar in 1982 had grote invloed. Werkgevers en werknemers spraken daarin af loonmatiging te koppelen aan herverdeling van arbeid om de grote werkloosheid, vooral onder jongeren, te bestrijden. Sinds het midden van de jaren negentig ligt de gemiddelde arbeidsduur op 1720 uur.
Nu klinkt van diverse kanten de roep om weer meer te gaan werken om de kosten van de vergrijzing op te vangen.