Het wordt eenvoudiger om vanuit de WW een eigen bedrijf te beginnen. Een WW-gerechtigde krijgt maximaal zes maanden de tijd om de levensvatbaarheid van het bedrijf te bewijzen.
Gedurende die periode mag de startende ondernemer opdrachten verwerven en uitvoeren. De inkomsten worden voor 70 procent verrekend met de uitkering. Om concurrentievervalsing tegen te gaan, is de periode beperkt tot zes maanden. De ministerraad heeft hiermee ingestemd op voorstel van minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Het zelfstandig ondernemerschap wordt door het kabinet gezien als een belangrijke motor voor de Nederlandse economie, maar op dit moment hebben werklozen alleen de mogelijkheid zich gedurende drie maanden te oriënteren op het ondernemerschap. In die periode mogen zij geen opdrachten verwerven of uitvoeren. Dit werkt volgens het kabinet belemmerend voor het starten van een eigen bedrijf.
Mocht het bedrijf uiteindelijk toch mislukken dan kan opnieuw een beroep worden gedaan op de WW. De duur van de zogeheten herlevingstermijn is afhankelijk van het opgebouwde WW-recht en ligt tussen anderhalf jaar en maximaal ruim drie jaar na de start van het bedrijf. De herlevingstermijn is afhankelijk van het arbeidsverleden van de startende ondernemer, en dus gunstig voor ouderen. Om in aanmerking te komen voor de regelingen heeft een WWÂ’er wel toestemming nodig van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Het UWV beoordeelt vooraf het plan van aanpak. Met het UWV moet de startende ondernemer ook individueel afspraken maken over de invulling van de sollicitatieplicht.
Het kabinet streeft ernaar dat de wijzigingen per 1 juli 2006 ingaan.
RVD, 02.12.2005